De nieuwe regelgeving rond bevallingsrust, die op 1 maart retroactief in werking is getreden, zorgt voor een uitbreiding van de lijst met afwezigheidsperiodes die gelijkgesteld kunnen worden met arbeid.
Deze wijzigingen kunnen een impact hebben op het lopende zwangerschapsverlof van uw medewerksters.
Deze nieuwe regeling is van toepassing voor alle werkneemsters waarvan het moederschapsverlof begon op 1 maart 2020 of later.
Gelijkgestelde periodes
Via deze wijziging worden de volgende periodes van afwezigheid die plaatsvinden vanaf de zesde week tot en met de tweede week voor de bevalling gelijkgesteld met periodes van arbeid voor de verlenging van het verlof;
- arbeidsongeschiktheid (ziekte of ongeval)
- tijdelijke werkloosheid wegens overmacht (arbeiders en bedienden)
- tijdelijke werkloosheid wegens economische redenen voor bedienden
- volledige werkverwijdering (wanneer de arbeidsarts uw zwangere werkneemsters verwijderd heeft uit het werk omwille van blootstelling aan beroepsrisico's, zoals het manueel tillen van lasten, of biologische of chemische risico’s waarvoor geen aangepast werk of mutatie mogelijk is).
De periode van ziekte, werkverwijdering of tijdelijke werkloosheid vanaf de 6de week tot en met de 2de week voor de bevalling, wordt overgedragen naar de bevallingsrust (na de 9 weken postnataal verlof).
Met andere woorden, als deze afwezigheden zich voordoen in de prenatale periode dan korten ze het recht op verlof niet langer in.
Meer info op;